Slijmzwammen
Hoewel de Slijmzwammen of Acrasiomycota niet meer tot het schimmelrijk worden gerekend, worden ze, omdat zij zich met in op vruchtlichamen van sommige fungi lijkende voortplantingsorganen, de sporangia of aethalia, ontwikkelde sporen verspreiden, meestal door schimmelbiologen of mycologen bestudeerd.
Tegenwoordig vormen de bijna 500 soorten Slijmzwammen samen met de eencellige amoeben of Lobosea het fylum Rhizopoda, dat samen met vele andere fyla van micro-organismes met een celkern als de ciliaten, (dino)flagellaten, diatomeeën, bruin- en roodwieren in het zich van alle andere levensvormen onderscheidende Koninkrijk Protoctista is geplaatst.
Bij de Slijmzwammen ontstaan uit sporen op amoeben (myxamoeben) en op zweepdiertjes (myxomonaden) lijkende, microscopisch kleine, kruipende of zwemmende beginstadia, die na aggregatie overgaan in een zich horizontaal of vertikaal voortbewegend stadium, het plasmodium, en eindigen in een gefixeerd stadium met vruchtlichamen, waarin zich de sporen ontwikkelen, waarmee zij zich voortplanten en verspreiden. De kruipende, zich met micro-organismen als bacteriën en met schimmelsporen en hyfen voedende plasmamassa, het zogenaamde plasmodium, laat meestal een parelmoerachtig glanzend "kruipspoor" (48.jpg) met voedselresten op of in het substraat achter.
Een aantal Slijmzwammen heeft een wat omvangrijker en compact, vaak fel gekleurd plasmodium, waaruit zich één of meer ongesteelde vruchtlichamen of aethalia ontwikkelen (42.jpg).
De meeste Myxomyceten hebben een sterk geaderd, zich waaiervormig uitbreidend en als een netwerk ontwikkelend plasmodium, dat zich in stroompjes over of in het substraat voortbeweegt (44.jpg).
Onder ongunstige omstandigheden kan een plasmodium zich samentrekken, waarbij inwendige gedeelten van een stevige wand worden voorzien en sclerotia ontstaan. Na voldoende voedselopname en soms onder invloed van het licht gaat een plasmodium over tot de vorming van één of meer grote of kleine vruchtlichamen. Als het plasmodium zich in een aantal op zichzelf staande klompjes samentrekt, ontstaan gesteelde, afzonderlijke vruchtlichaampjes of sporangia. De zich nog ontwikkelende sporangia hebben vaak dezelfde kleur als het plasmodium (45.jpg).
Soms wordt eerst een steel gevormd, waarna het plasmodium in of langs de holle steel omhoog kruipt en in zijn definitieve sporangiumvorm overgaat. Bij rijping veranderen de vruchtlichamen vaak van kleur. De sporen worden op de steel en binnen de wand of het peridium van het vruchtlichaam gevormd. Het omringende vlies barst en scheurt open, waarna de (bijna) ronde, meestal gestekelde of wrattige sporen van 5 tot 20 micron in diameter, zich in rood- of purperbruine tot bruinzwarte wolkjes via regendruppels en met de wind kunnen verspreiden (46.jpg).
Opgenomen taxa:
Van de orde Liceales:
(Familie Reticulariaceae)
- Lycogala epidendrum, Bloedweizwam (Blote billetjeszwam)
- Reticularia lycoperdon, Boompuist
- Dictydiaethalium plumbeum, Loodkleurig netplaatje
- Tubulifera arachnoidea, Rossig buiskussen
Van de orde Physarales:
(Familie Physaraceae)
- Physarum vernum
- Badhamia utricularis, Troskalknetje
- Leocarpus fragilis, Glanzend druivenpitje
- Fuligo septica, Heksenboter (Runbloem)
(Familie Didymiaceae)
- Didymium serpula, Blazig kristalkopje
Van de orde Trichiales:
(Familie Trichiaceae)
- Arcyria denudata, Karmijnrood netwatje
Van de orde Ceratiomyxales:
- Ceratiomyxa fruticulosa var. fruticulosa, IJspegeltje