Binnen het schimmelrijk nemen de meer dan 18.000 soorten korstvormige en blad-, schub-, draad- en struikvormige korstmossen of lichenen een aparte plaats in.
Een korstmos is een samenlevingsvorm van een dominant aanwezige schimmel of mycobiont, en een alg of phycobiont, waarvan de schimmel meer lijkt te profiteren dan zijn partner. Samen vormen zij zeer stabiele strukturen, de thalli, die duizenden jaren oud kunnen worden en onder barre omstandigheden kunnen overleven.
Zij kunnen zich ongeslachtelijk of vegetatief via gemakkelijk afbrekende delen of uitgroeiingen van de thallus, of geslachtelijk via de schimmelpartner met sporen voortplanten. De mycobiont neemt bovendien water en mineralen uit de voedingsbodem op. De alg is door het bezit van bladgroen tot fotosynthese in staat. De phycobiont voorziet het korstmos daarmee van voor zijn ontwikkeling noodzakelijke koolwaterstoffen als suikers.
De meeste mycobionten zijn gelicheniseerde Zakjeszwammen of Ascomyceten. Hun partners zijn algen, meestal groen- of blauwwieren.
Daarnaast komen enkele korstmossen met een gelicheniseerde Steeltjeszwam of Basidiomyceet als mycobiont voor, namelijk Korstzwammen van het genus Athelia, Trechtertjes van het genus Phytoconis of Knotszwammen van het genus Multiclavula.
Als voorbeeld van de soorten van gelicheniseerde Ascomyceten, waarbij bol- of kussenvormige apothecia of pycnidiƫn, waarin de sporen in asci worden gevormd, zich op soms vertakkende, staafvormige thalli ontwikkelen, wordt de Rode heidelucifer (Cladonia floerkeana) (6.jpg) gegeven.
Het Muurschotelmos (Lecanora muralis) en het Oranje dooiermos (Xanthoria calcicola) (188.jpg) zijn voorbeelden van gelicheniseerde Ascomyceten, waarbij beker- of komvormige apothecia, waarin de sporen in zakjes worden gevormd, op korstvormige thalli ontstaan.